Braaf ging ik wekelijks naar de fysiotherapeut. Naar Sylvia, een aardige vrouw. Ik zie mezelf nog zitten op die skippybal, ik luister naar haar verhaal en doe wat oefeningen. Ontspanningsoefeningen met name. De helft daarvan waren yogahoudingen, weet ik nu. Haar man is osteopaat en die zei iets over ‘linkerkant’, ‘baarmoeder’, ‘strekken’. Heel precies weet ik het me niet meer te herinneren… Maar ik strek mijn linkerkant elke ochtend als ik wakker word. Geen idee waarom precies, maar het kan maar helpen! Ook op de fiets bleef ik oefenen; op mijn oude barrel van een fiets, ongezien spannen en ontspannen..
Oh, wat voelde ik me een faalvrouw. Iets wat de hele wereld kan en veelvuldig doet, kan ik niet. Voor iemand met faalangst is dit toch falen van de bovenste plank… Een flinke deuk in mijn eigen waarde, ook al heb ik een begripvol en geduldig vriendje. Uit onze mailwisselingen, die ik terug lees, blijkt dat ik het er moeilijk mee heb. Vriendlief pept me op afstand op met lieve woorden. Maar ik weet dat het niet helpt. Misschien voor even. Want eigenlijk is er maar één ding dat me gerust kan stellen…
Nog een lange weg te gaan…