Laparoscopie betekent: in de buik (laparo) kijken (scopie). De operatie gebeurt vrijwel altijd onder narcose. De gynaecoloog maakt een sneetje van ongeveer één centimeter in de onderrand van de navel en brengt door dat sneetje een dunne holle naald in de buikholte. Hierdoor vult hij/zij de buikholte met koolzuurgas. Zo ontstaat er ruimte in de buik om alle organen te zien. Hierna wordt de laparoscoop (kijkbuis) via hetzelfde sneetje ingebracht en aangesloten op een camera, zodat het operatiegebied nu op de monitor kan worden gezien.
Als de gynaecoloog een vermoeden heeft dat er verklevingen bestaan, brengt hij/zij de naald soms in op een andere plaats, bijvoorbeeld onder de ribbenboog.
Op een paar andere plaatsen, zoals net boven het schaambeen en de zijkanten van de onderbuik, worden ook sneetjes gemaakt. Hierdoor worden de operatie-instrumenten ingebracht. Een buitenbaarmoederlijke zwangerschap kan door deze ingreep, als deze groot genoeg is, herkend en verwijderd worden.
Soms wordt er via de vagina en baarmoederhals nog een instrument in de baarmoederholte gebracht om de baarmoeder tijdens de operatie te kunnen bewegen. Eventueel kan ook in de vagina een snee worden gemaakt, om bijvoorbeeld een vergrote eierstok of een vleesboom uit de buikholte te verwijderen.
De gynaecoloog kan besluiten de hele eileider met de buitenbaarmoederlijke zwangerschap te verwijderen. Soms is het mogelijk de eileider te sparen en de zwangerschap voorzichtig uit de eileider te ‘pellen’. Vóór de operatie bespreekt de gynaecoloog de voor- en nadelen van deze opties. Soms is pas tijdens de operatie duidelijk wat de beste behandeling is. Toekomstige kinderwens, de eventuele schade aan de eileider en de conditie van de andere eileider spelen hierbij een rol.
Indicaties voor een laparoscopie
- signalen van buikvliesprikkeling die los staan van hCG-waarden
- stijgende hCG-waarden
- echobeelden waarop een BBZ te zien van groter dan 4 cm (diameter)
- echobeelden van de BBZ met positieve hartactie
In eerste instantie wordt een laparoscopie vaak uitgevoerd om een diagnose te kunnen stellen. Als er een BBZ wordt aangetroffen, kan er ter plekke een laparoscopisch-chirurgische ingreep worden uitgevoerd. Afhankelijk van de grootte en de plaats van de buitenbaarmoederlijke zwangerschap.
Na de operatie en mogelijke complicaties
Als je resusnegatief bent, krijg je mogelijk na de operatie een injectie met anti-D-gamma-globine. Dit is met name nodig wanneer de vrucht resuspositief is.
Bij het opereren zelf kunnen complicaties optreden. In zeer zeldzame gevallen kunnen de urinewegen of darmen beschadigd worden. De gevolgen kunnen soms pas merkbaar zijn als je al uit het ziekenhuis bent ontslagen. Bij ernstige buikpijn, koorts of pijn in de nierstreek (aan de zijkant van de rug) is het dan ook verstandig direct contact op te nemen met de dienstdoende gynaecoloog. Deze beschadigingen zijn meestal goed te behandelen, maar het vraagt extra zorg en het herstel duurt langer.
Bij de operatie wordt vaak een katheter in de blaas gebracht. Daardoor kan een blaasontsteking ontstaan. Dit is lastig en pijnlijk, maar goed te behandelen. Er kan in de buikwand of in de vagina een nabloeding optreden. Meestal verwerkt het lichaam zelf een bloeduitstorting, maar dit vergt wel een langere periode van herstel. Bij een ernstige nabloeding is soms een tweede operatie nodig, vaak via een grote snede.
Voor pijn na de operatie krijg je pijnstillers. Het kan gebeuren dat je naast buikpijn ook schouderpijn krijgt. Het koolzuurgas dat tijdens de operatie was ingebracht om meer ruimte in de buik te maken veroorzaakt die pijn.
Sommige vrouwen hebben na de operatie klachten zoals duizeligheid, slapeloosheid en moeheid als gevolg van de narcose. Deze klachten zijn niet ernstig, maar kunnen wel vervelend zijn. Als het verloop van het herstel na de operatie langer duurt of anders is dan verwacht, is het verstandig even contact op te nemen met de huisarts of gynaecoloog.