Begrippenlijst

Soms duizelt het aan termen, afkortingen en ingewikkelde woorden, zodra je een buitenbaarmoederlijke zwangerschap hebt meegemaakt of weer zwanger wilt worden en wel of niet in een fertiliteitstraject bent belandt. In deze woordenlijst vind je begrippen en afkortingen die te maken hebben met buitenbaarmoederlijke zwangerschap, vruchtbaarheid (= fertiliteit, zie de F, whoohoo!) en weer zwanger worden. Incl. woorden rondom fertiliteitstrajecten, zoals IVF, IUI en ICSI. Ik hoop dat je er wat aan hebt! En laat het me zeker weten als je een begrip mist.

A

Amenorroe: het uitblijven van de menstruatie (in je reproductieve levensfase).

Androgenen: hormonen waar meestal naar gerefereerd wordt als ‘mannelijk’, maar mensen van elk gender hebben deze hormonen. Testosteron is een voorbeeld van een androgeen hormoon.

Anovulatie/anovulatoire cyclus: een cyclus zonder eisprong, het uitblijven van de ovulatie, waardoor er geen progesteron wordt geproduceerd door het gele lichaam (corpus luteum). Het houdt in dat er in je menstruatiecyclus geen eicel wordt vrijgegeven. Kan af en toe gebeuren, het is niet ongebruikelijk. Het kan zijn dat je de ene maand een anovulatoire cyclus hebt en dan de volgende cyclus wel gewoon een eisprong hebt. Lees er meer over op NVOG.nl (Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie).

B

BBZ: afkorting buitenbaarmoederlijke zwangerschap; ook wel EUG of ectopische zwangerschap genoemd.
Buitenbaarmoederlijke zwangerschap: een zwangerschap die zich niet in de baarmoeder bevindt. De bevruchte eicel nestelt zich dan in op een andere plaats. Hierdoor kan de zwangerschap niet doorgroeien. Vaak bevindt een bbz zich in de eileider, maar de vrucht kan zich ook op andere plekken innestelen, zoals de eierstok, de buikholte of in zeldzame gevallen op andere plekken in de onderbuik.

BBT: Basal Body Temperature. Oftewel Basale lichaamstemperatuur. Dit is de laagste lichaamstemperatuur van het lichaam in rust. Je meet die direct na het wakker worden in de ochtend.

BTC: Basale Temperatuur Curve. Manier om je eisprong te vinden. Na je eisprong gaat je lichaamstemperatuur gemiddeld 0,3 tot 0,5 graad Celsius omhoog. Bij de menstruatie daalt de temperatuur weer. Aan de temperatuurcurve kan je (of je huisarts of gynaecoloog) daardoor goed zien of/wanneer er een eisprong heeft plaatsgevonden. Wordt vaak door huisarts of gynaecoloog gevraagd om 2-3 maanden bij te houden. Dus altijd nuttig om te doen! Ook om zélf te weten wanneer je eisprong is en dus wanneer je het beste kunt vrijen.

Bisfenol A (BPA): een hormoonontregelende stof die oestrogeen nabootst. BPA is geclassificeerd als toxisch voor de voortplanting en beïnvloedt het hormoonsysteem. BPA zit in veel producten, o.a. plastic flessen, kassabonnetjes (tot 2020), bouwmaterialen, elektronica en speelgoed.

C

Cervix: Baarmoederhals

Cervixslijm: baarmoederslijmvlies

Cervicale EUG: buitenbaarmoederlijke zwangerschap in de baarmoederhals. Zie meer hierover op de pagina Typen/Soorten

Clomid: clomifeencitraat; medicijn voor verbetering van de eisprong. Als een er geen goede eisprong plaatsvindt/om de eicel beter te laten rijpen kan het medicijn clomid worden voorgeschreven. Bij behandeling met clomifeencitraat krijgt ongeveer 80% van de vrouwen een eisprong, 50% wordt daadwerkelijk zwanger. Let op! De kans op een meerlingzwangerschap is bij clomifeencitraat licht verhoogd.

Conceptie: bevruchting van eicel door zaadcel

Corpus Luteum: het ‘gele lichaam’, oftewel de rest van het eiblaasje na de eisprong dat progesteron maakt.

Cortisol: een hormoon dat geproduceerd wordt door de bijnieren. Cortisol reguleert verschillende processen in je lijf, o.a. je immuunsysteem en bloedsuikerspiegel. Komt ook vrij bij stress.

Cyclus: periode van begin van menstruatie tot volgende menstruatie

E

Echoscopie: beeldvorming van baarmoeder en eierstokken met ultrageluidsgolven (echo)

Ectopische zwangerschap: buitenbaarmoederlijke zwangerschap, zwangerschap buiten de baarmoeder
Endometrium: baarmoederslijmvlies; de bekleding van je baarmoeder. Wordt dikker tijdens elke cyclus ter voorbereiding op een mogelijke innesteling van een bevrucht eitje. Wordt afgestoten wanneer er geen bevruchting plaatsvond die cyclus (= menstruatie)

EUG: Extra-Uteriene Graviditeit; buitenbaarmoederlijke zwangerschap

Expectatief beleid: afwachtend beleid/afwachtende behandelingsmethode

F

Fertiliteit: vruchtbaarheid

Fertiliteitsarts: gespecialiseerde arts die werkt in een vruchtbaarheidskliniek of op de polikliniek fertiliteit van het ziekenhuis. Een fertiliteitsarts onderzoekt of er een reden is waarom er nog geen zwangerschap is ontstaan en wat die dan is. Soms is het een gynaecoloog met deze specialisatie.

Fertiliteitspolikliniek: ook wel fertiliteitspoli genoemd. Op een fertiliteitspolikliniek, vaak onderdeel van een ziekenhuis, onderzoekt een fertiliteitsarts waarom zwanger worden niet lukt.

Follikel: eiblaasje. Een met vocht gevuld blaasje dat een onrijpe eicel bevat. Tijdens de ovulatie barst de rijpe eicel uit de follikel. Uit het gedeelte van de follikel dat overblijft ontstaat het corpus luteum (gele lichaam).

Folliculaire fase: eerste helft van de cyclus, tussen menstruatie en eisprong. In deze fase groeien de follikels en rijpen de eicellen in de eiblaasjes totdat één van de follikels openbarst en er een eicel vrijkomt. Het baarmoederslijmvlies wordt dikker in deze periode ter voorbereiding op de innesteling van een bevruchte eicel.

FSH: Follikel Stimulerend Hormoon; hormoon dat zorgt voor de groei en rijping van een eicel. Geproduceerd door de hypofyse.

G

Graviditeit: zwangerschap

Gonadotropin-releasing hormone (GnRH): een hormoon dat wordt afgegeven door de hypothalamus. Het stimuleert de hypofyse om FSH en LH af te geven.

H

Hormoonverstoorders/hormoonontregelaars: Chemicaliën in eten, in pesticiden, in verzorgingsproducten, in plastic en oplosmiddelen die een negatieve invloed hebben op je hormonale systeem

Hormoonhuishouding: de aanmaak en afbraak van hormonen in je lijf en de interactie en balans tussen de verschillende hormonen

Hormoonstelsel: de klieren in je lichaam die hormonen produceren, zoals je hypofyse, hypothalamus, schildklier, bijnieren en eierstokken

HSG: HysteroSalpingoGrafie, oftewel baarmoederfoto. Hiermee worden de baarmoeder en eileiders zichtbaar gemaakt door middel van een röntgenfoto nadat contrastvloeistof in de baarmoederholte is ingebracht via de baarmoedermond en baarmoederhals. Hiermee kunnen ze kijken of de eileiders (nog) toegankelijk zijn

hCG: humaan choriongonadotrofine, zwangerschapshormoon. Hormoon dat tijdens een zwangerschap door de placenta wordt geproduceerd. Zwangerschapstesten zijn hCG-testen.

Hyperthyreoïdie: als de schildklier overactief is en te veel schildklierhormonen produceert

Hypothyreoïdie: als de schildklier te langzaam werkt en onvoldoende schildklierhormonen produceert
Hysterectomie: baarmoederverwijdering; het operatief verwijderen van de baarmoeder. Bij een totale hysterectomie worden ook de eierstokken en baarmoederhals behouden, dan wordt dat subtotale hysterectomie genoemd.

I

IUI: afkorting voor Intra-Uteriene Inseminatie. Als de zaadkwaliteit minder is of als zwanger worden al 2 jaar niet lukt, wordt soms voor IUI gekozen. Via een dun slangetje wordt het zaad direct in de baarmoeder (uterus) ingebracht. Meestal worden hiervoor de meest actieve zaadcellen geselecteerd.

IVF: afkorting voor In Vitro Fertilisatie. Dit betekent dat eicellen buiten het lichaam bevrucht worden met zaadcellen. De eicellen worden ieder door één van de zaadcellen spontaan bevrucht. Deze behandeling kan worden ingezet bij verminderde vruchtbaarheid zonder dat een aanwijsbare oorzaak gevonden is (vaak na een onsuccesvol IUI traject), bij verminderde zaadkwaliteit of missende/niet doorgankelijke eileiders. Er is met IVF een verhoogde kans op een EUG/bbz.

ICSI: afkorting voor Intra Cytoplasmatische Sperma Injectie. De injectie van één levende zaadcel in de eicel. Dit wordt ingezet bij ernstige zaadproblemen of na eerder uitblijven van bevruchting na IVF.

L

Laparoscopie: kijkoperatie in de buik via 2 of 3 sneetjes in de buik. De operatie gebeurt onder algehele verdoving (narcose).

Laparotomie: een chirurgische ingreep waarbij de buikwand en het buikvlies geopend wordt. Dit is gelukkig zelden nodig bij een buitenbaarmoederlijke zwangerschap.

LH: Luteïniserend Hormoon; hormoon dat zorgt dat de rijpe eicel springt. Geproduceerd door de hypofyse.

Luteale fase: tweede helft van de cyclus, tussen eisprong en menstruatie. Duurt doorgaans 12 tot 16 dagen. Duurt het korter, zou dat mogelijk een oorzaak kunnen zijn waarom zwanger worden moeilijk is.

M

Menstruatie: ongesteldheid (maar ‘ongesteld’ vind ik eigenlijk een negatieve klank hebben: ‘niet gesteld’. Dus ik geef voorkeur aan menstruatie en menstrueren in mijn blogs).

Menarche: de allereerste menstruatie die je hebt

Menopauze: het einde van je menstruerende jaren. De menopauze is één moment, dat pas één jaar na je laatste menstruatie officieel worden vastgesteld. De periode ervoor wordt perimenopauze genoemd.

Methothrexaat (MTX): een vorm van chemotherapie. Het zorgt ervoor dat snelgroeiend zwangerschapsweefsel zoals de placenta afgebroken wordt. Op die manier ruimt het lichaam het weefsel zelf op. Het is een mogelijke behandeling bij een buitenbaarmoederlijke zwangerschap of een zwangerschap met onbekende locatie (ZOL). Methothrexaat stopt de zwangerschap. Lees meer op de pagina Methothrexaat.

MTX: afkorting voor methothrexaat
Microbioom: het ecosysteem dat bestaat uit alle micro-organismen op en in je lijf (bijv. darmen, vagina, huid). Het microbioom voert processen uit, waaronder aanmaak van hormonen.

N

NOD: “Niet ongesteld dag”, geen officiële term, wel veel gebruikt. Vaak wordt deze berekend door je gemiddelde lengte van je cyclus op te tellen bij je laatste menstruatie. Deze manier heeft haken en ogen, want niet bij iedereen valt de eisprong op hetzelfde moment in de cyclus. Betrouwbaarder is: dag van eisprong + 14 dagen (gemiddelde luteale fase). Tenzij je weet dat jouw luteale fase korter of langer is door ervaring/bijhouden van je cyclus. Dan is het: dag van eisprong  + jouw gem. luteale fase

O

Oestrogeen: hormoon dat onder andere het baarmoederslijmvlies stimuleert en zorgt voor de ontwikkeling van de vrouwelijke geslachtsorganen en voor de regulatie van het vrouwelijke reproductieve systeem. Geproduceerd door de eierstok. Ook de andere vormen van oestrogeen – oestradiol, oestron en oestriol – vallen onder deze term.

Ovulatie: eisprong

Onttrekkingsbloeding: het maandelijkse bloeden dat optreedt bij het gebruik van hormonale anticonceptie zoals de pil. Tijdens je stopweek is er een plotselinge daling in hormonen (omdat je hem dan niet slikt of omdat je placebopillen slikt waar geen hormonen in zitten), die de afscheiding van het baarmoederslijmvlies veroorzaakt (= bloeding). Niet te verwarren met een menstruatie.

P

Progesteron: geslachtshormoon dat na de eisprong door het corpus luteum wordt gemaakt. Zorgt o.a. na de eisprong samen met oestrogeen voor de opbouw van het baarmoederslijmvlies. Geproduceerd in de eierstok. Noodzakelijk hormoon om een zwangerschap te behouden.

Progestageen: een synthetisch hormoon dat dezelfde eigenschappen vertoont als progesteron, maar niet hetzelfde en niet lichaamseigen is.

Postoperatief: na de operatie

Perimenopauze: de periode voor het moment dat je menstruatie definitief stopt. In deze fase vinden hormonale veranderingen plaats die kunnen zorgen voor klachten zoals opvliegers, slapeloosheid, onrust.

Postpartum: periode na de bevalling (tot je laatste adem).

Premenstrueel syndroom (PMS): de lichamelijke en mentale klachten die kunnen optreden voorafgaand aan je menstruatie (periode die ook wel premenstruatie genoemd wordt).

T

Testosteron: hormoon dat bij vrouwen in kleine hoeveelheden in de bijnieren en ook eierstokken wordt geproduceerd en o.a. invloed heeft op je libido (zin in vrijen). Valt onder de androgenen.

Tuba uterina: eileider

Tubaire EUG: buitenbaarmoederlijke zwangerschap in de eileider. Zie meer hierover op de pagina Typen/Soorten

U

Uterus: baarmoeder

V

Vruchtbare fase: bij vrouwen met een regelmatige cyclus van 28 dagen ligt de meest vruchtbare periode doorgaans tussen dag 11 en dag 16 van de cyclus. Bij een langere of kortere cyclus ligt deze periode anders. Meestal zo’n 14 dagen voor de menstruatie (dus niet 14 dagen na je laatste menstruatie, dat is minder betrouwbaar, tenzij je een strakke cyclus van 28 dagen hebt). Zonder rekening te houden met de dag van de cyclus of het moment van de eisprong heb je de meeste kans op bevruchting wanneer je om de 2 dagen, dus ongeveer 2 tot 3 maal per week vrijt.

Vagina: het inwendige deel dat de vulva met de baarmoederhals verbindt

Vulva: het buitenste (zichtbare) gedeelte van je geslachtsorgaan waar ook de clitoris en vulvalippen bij horen.

Z

ZOL: een Zwangerschap van Onbekende Locatie, afgekort ZOL. Een ZOL is de medische term bij een positieve zwangerschapstest, waarbij op de echo geen zichtbare zwangerschap is te zien (niet in de baarmoeder, ook niet buiten de baarmoeder). Als er bij echoscopisch onderzoek geen zwangerschap in de baarmoeder of miskraam te zien is en het onduidelijk of er een buitenbaarmoederlijke zwangerschap is, wordt de term Zwangerschap met Onbekende Locatie (ZOL) gebruikt.